TECHNISCHE GEGEVENS
De Kekerdomse molen “De Duffelt” kent vele typeringen:
Een belt molen; dit is een kunstmatige heuvel om de molen hoger te plaatsen en daardoor meer wind te laten vangen, maar ook om een laad- en losplaats onder de molen te verkrijgen.
De boer reed met paard en wagen naar binnen en zakken met tarwe werden omhoog getakeld en de zakken met meel weer naar beneden.
Grondzeiler; de wieken van de molen raken bij het ronddraaien bijna de grond. Om te voorkomen dat de molenaar of het bezoek “een klap van de molenwiek” krijgt zijn er twee tegenover elkaar liggende deuren in de romp aangebracht.
Bovenkruier; dit betekent dat de hele kap aan de bovenkant kan draaien. Doormiddel van een lier wordt bovenop de belt de vele duizenden kilo’s zware kap tegen de windrichting ingezet.
Bijzonderheid: de molen heeft geen wipstok maar een trommelvang. Hierbij hangt aan de buitenzijde van de molen een touw waarmee het gevlucht (de wieken) gevangen (geremd) wordt.
WERKING KORENMOLEN
Het graan kan gemalen worden door de overbrenging vanaf de askop, waar het gevlucht (de wieken) aan vastzitten naar de steenkuip waarin de maalsteen kan gaan draaien. Een fantastische volledige houten “machine ”die al uit 1868 stamt en nog steeds functioneert!
Zie onderstaande doorsnede van de molen.
TAAL DER WIEKEN
Er zijn per landsdeel verschillen over de betekenis van de stand van de wieken. De wieken van een molen draaien links om, tegen de richting van de klok in.
De korte rust: ook wel werkstand genoemd.
De lange rust: ook wel overhoeks, overheks of overkruis genoemd, voor lange periode, waarbij kans op blikseminslag wordt verminderd en het regenwater kan van de wieken aflopen. De molen is voorzien van´n installatie ter voorkoming van blikseminslag. De vreugde: ook wel komend genoemd, voor als er iets te vieren valt. Vaak gecombineerd met vlaggetjes van wiek naar wiek.
De rouw: ook wel Gaandstand genoemd, voor bij een droevige gebeurtenis.
Hieronder vindt u een afbeelding die de taal/ stand der wieken weer geeft.